U heeft nu de toekomstige kasstromen in kaart. Om inzicht te krijgen in de bedrijfswaarde, moeten we deze afzetten tegen de kosten om dit ‘contant’ te maken. Dit doet u door de gemiddelde kosten van het geïnvesteerde vermogen te berekenen. In het Engels heet dit de WACC, de Weighted Average Cost of Capital.
Som van geïnvesteerd vermogen
Dit geïnvesteerde vermogen bestaat uit het eigen vermogen en het vreemd vermogen. De kosten van het vreemd vermogen zijn redelijk eenvoudig te berekenen: dat is de gemiddelde rente die u betaalt over de kort- en langlopende schulden.
Rekenvoorbeeld
Stel dat u een obligatielening hebt uitstaan van 1.000.000 tegen 6%, en een kortlopende lening van 1.000.000 tegen 4%, dan is uw gemiddelde kostenvoet over uw vreemd vermogen 5%.
Som van eigen vermogen
De kostenvoet voor het eigen vermogen wordt berekend aan de hand van de risicoloze rente, vermeerderd met een risico-opslag voor het investeren in aandelen en een extra opslag voor het investeren in een kleine onderneming, de zogenaamde ‘small firm premium’.
Dit klinkt ingewikkeld maar ziet er in praktijk als volgt uit:
2% (risicoloze rente) + 8% (historisch rendement aandelen) + 3% (extra vergoeding voor het investeren in een kleine onderneming) = 13%
Rekenvoorbeeld
De vermogenskostenvoet voor het eigen vermogen wordt ook wel de rendementseis genoemd. Nieuwe investeerders eisen een rendement van bijvoorbeeld 13% op hun geld wanneer ze in een bepaalde onderneming investeren. Als ze van uw onderneming bijvoorbeeld maar 8% rendement kunnen verwachten, is het voor hen voordeliger in een andere onderneming te investeren.
Som van het totale vermogen
Nu u de kostenvoet van het eigen (13%) en vreemd vermogen (5%) bekend is, moeten we dat omrekenen naar de kostenvoet van het totale vermogen. Hiertoe berekent u eerst de verhouding tussen het eigen vermogen en het vreemd vermogen. Stel dat uw onderneming met 20% vreemd vermogen is gefinancierd, dat rekent u de gemiddelde kostenvoet als volgt uit:
(13% *0.8) + (5% * 0.2) / 100 = 11.4%